De Zwarte Beek is een typische laaglandbeek in Limburg. De beek heeft haar oorsprong in Hechtel en Helchteren en stroomt via Koersel, Beringen, Paal, Meldert en Zelem naar de Demer in het Vlaams-Brabantse Diest.
Het brongebied bevindt zich op de westflank van het Kempens Plateau en sluit naadloos aan op andere belangrijke natuurgebieden zoals het Dommeldal (Bollisserbeek). Over een afstand van 5,5 km loopt de Zwarte Beek vervolgens door en langs het Militair Domein van Leopoldsburg. Vanaf Paal wordt de vallei steeds breder en wordt ze geflankeerd door de eerste getuigenheuvels. De Kempen gaan vanaf hier geleidelijk over in het Hageland. Ter hoogte van Meldert en Zelem sluiten de heuvelruggen de vallei steeds dichter in. Hier grenst het natuurgebied aan het Schulensbroek in het zuiden. Even voorbij Zelem vervoegt de beekvallei via het Rotbroek de Demervallei in Diest.
Tussen bron en monding is de afstand 27 km in vogelvlucht en 35 km als je de beek volgt. Het hoogteverval bedraagt 48 meter, wat naar Vlaamse normen veel is.
Het brongebied bevindt zich op de westflank van het Kempens Plateau en sluit naadloos aan op andere belangrijke natuurgebieden zoals het Dommeldal (Bollisserbeek). Over een afstand van 5,5 km loopt de Zwarte Beek vervolgens door en langs het Militair Domein van Leopoldsburg. Vanaf Paal wordt de vallei steeds breder en wordt ze geflankeerd door de eerste getuigenheuvels. De Kempen gaan vanaf hier geleidelijk over in het Hageland. Ter hoogte van Meldert en Zelem sluiten de heuvelruggen de vallei steeds dichter in. Hier grenst het natuurgebied aan het Schulensbroek in het zuiden. Even voorbij Zelem vervoegt de beekvallei via het Rotbroek de Demervallei in Diest.
Tussen bron en monding is de afstand 27 km in vogelvlucht en 35 km als je de beek volgt. Het hoogteverval bedraagt 48 meter, wat naar Vlaamse normen veel is.
Uitzonderlijke natuurwaarden
Van Kempen naar Hageland
Het bovenstroomse deel is een typisch voorbeeld van een Kempens landschap. Het smalle beekdal met haar hooilanden, moerassen en broekbossen wordt er geflankeerd door heidevelden, landduinen, vennen en naaldbossen.
Vanaf Beringen wordt het gebied tot de Tertiaire Kempen gerekend. Het vormt een overgangsgebied met het Hageland, waar het brede beekdal geflankeerd wordt door tertiaire zandsteenruggen, holle wegen en vele houtige elementen.
Een waardevolle, structuurrijke beek
Karakteristieke processen zoals meandering, erosie en afzettingsprocessen zijn in de bovenloop van de Zwarte Beek te Koersel overal aanwezig. Dit uit zich in een licht slingerende tot meanderende beek, met holle en bolle oevers en soms sterk wisselende stroomsnelheden. De natuur mag er trouwens spontaan haar gang gaan.
Een uitzonderlijk uitgestrekt en dik veenpakket
In het bovenstroomse deel van het beekdal komt een uitgestrekt dik veenpakket voor. Hoewel er eeuwen lang op kleine schaal turf werd gestoken, omvat het veencomplex een oppervlakte van meer dan 200 ha en is het plaatselijk nog meer dan 6 meter dik.
Trofiegradiënten in diverse richtingen
Kenmerkend voor het bovenstroomse beekdal zijn de trofiegradiënten (geleidelijke overgangen in voedselrijkdom) in diverse richtingen. We kunnen ze dwars op de vallei aantreffen, maar ook zelfs in stroomafwaartse richting.
Dwars op de vallei gaan de droge, voedselarme heidevelden en duinen via droge graslanden over in vochtige hooilanden en matig voedselrijke moerassen. Maar ook in stroomafwaartse richting wordt die trofiegradiënt duidelijk. Zo o.m. in de beekbegeleidende bossen. Op enkele kilometers afstand gaan de bossen op de oeverwal over van zeer voedselarme eiken-berkenbossen naar voedselrijkere eiken-beukenbossen. De voedselrijkdom van water en bodem leveren ook meerdere broekbostypen op. Nu eens komen er broekbossen voor gedomineerd door dotterbloem, dan weer door moerasviooltje, zeggensoorten, gele lissen of vrij zeldzame slangenwortels.
Een vrij intacte waterhuishouding
De waterhuishouding in de vallei is nog vrij intact. Het water infiltreert op de hoger gelegen bos- en heidegebieden en komt vak na erg lange tijd als kwel opnieuw aan de oppervlakte. Dit kwelwater kan wel tot meer dan
Jaar in de ondergrond stromen vooraleer het onder hoge druk opnieuw aan de oppervlakte komt in de vallei.
Bij uitzonderlijk veel regenval kan de beek buiten haar oevers treden. Bij een goede waterkwaliteit kunnen de natuurwaarden daardoor toenemen. Bovendien kan het veen tijdelijk veel water vasthouden en geleidelijk weer afgeven. Dit is tegenwoordig van zeer groot belang omdat het helpt om overstromingen in lager gelegen woonkernen te voorkomen.
Een grote variatie aan levensgemeenschappen en soorten
In dit NATURA-2000-gebied werden 25 verschillende habitats aangetroffen, waarvan 8 habitats essentieel en 2 habitats zeer belangrijk zijn voor het natuurbehoud in Vlaanderen. Daarbij behoren o.m. kleine zeggenvegetaties, voedselarme vennen, droge en vochtige heide en heischrale graslanden.
Sinds 1970 werden 219 vogelsoorten waargenomen. Daarbij behoorden 147 broedvogelsoorten, waarvan er intussen weliswaar 16 verdwenen zijn. Niet minder dan 32 broedvogelsoorten staan op de Vlaamse Rode Lijst. Onze mascotte, de watersnip, behoort daarbij. Andere soorten waarvoor het gebied belangrijk is omwille van hun bedreigde status of hun hoge aantallen zijn o.m. porseleinhoen, grauwe klauwier, boomleeuwerik, nachtzwaluw, wespendief, zwarte specht… Bij de amfibieën zijn dat o.m. rugstreeppad, knoflookpad en heikikker.
Ook de aanwezigheid van de gladde slang is vermeldenswaard, evenals het voorkomen van beekprik en gentiaanblauwtje. In de lijst van 15 libellensoorten van de Rode Lijst is o.m. het voorkomen van de hoogveenglanslibel zeer belangrijk. Verder werden 11 sprinkhanensoorten en 29 loopkeversoorten van de Rode Lijst opgetekend.
89 plantensoorten die hier werden aangetroffen, staan op de Vlaamse Rode Lijst. Hierbij behoren o.m. drijvende waterweegbree, ondergedoken moerasscherm, draadzegge, rijstgras, witte veldbies, grote wolfsklauw, stippelvaren, grote bremraap, moeraskartelblad, lavendelheide, bevertjes, gevlekte orchis, brede orchis, rode dophei, eenarig wollegras, dwergviltkruid, grondster, jenever, hartgespan, oeverkruid, moeraswederik, heidekartelblad, gewone vleugeltjesbloem, witte snavelbies, bruine snavelbies, drijvende egelskop, kleinste egelskop, noordelijke waterlelie, klein blaasjeskruid, kleine veenbes, slangenwortel, klein warkruid, kamvaren, bleekgele hennepnetel, moerashertshooi, klokjesgentiaan, beenbreek, grote wolfsklauw, moeraswolfsklauw, klein glidkruid, rode bosbes en vele andere.
Ook de lijsten van mossen, korstmossen en veenmossen is indrukwekkend.
En ten slotte: de erfgoedwaarde
In het beekdallandschap komen heel wat erfgoedelementen voor. Daarbij behoren bouwkundige elementen als watermolens, kapellen of een klooster, maar ook interessante natuurelementen, zoals houtwallen, restanten van oude vloeiweiden of van voormalige turfkuilen.
Het bovenstroomse deel is een typisch voorbeeld van een Kempens landschap. Het smalle beekdal met haar hooilanden, moerassen en broekbossen wordt er geflankeerd door heidevelden, landduinen, vennen en naaldbossen.
Vanaf Beringen wordt het gebied tot de Tertiaire Kempen gerekend. Het vormt een overgangsgebied met het Hageland, waar het brede beekdal geflankeerd wordt door tertiaire zandsteenruggen, holle wegen en vele houtige elementen.
Een waardevolle, structuurrijke beek
Karakteristieke processen zoals meandering, erosie en afzettingsprocessen zijn in de bovenloop van de Zwarte Beek te Koersel overal aanwezig. Dit uit zich in een licht slingerende tot meanderende beek, met holle en bolle oevers en soms sterk wisselende stroomsnelheden. De natuur mag er trouwens spontaan haar gang gaan.
Een uitzonderlijk uitgestrekt en dik veenpakket
In het bovenstroomse deel van het beekdal komt een uitgestrekt dik veenpakket voor. Hoewel er eeuwen lang op kleine schaal turf werd gestoken, omvat het veencomplex een oppervlakte van meer dan 200 ha en is het plaatselijk nog meer dan 6 meter dik.
Trofiegradiënten in diverse richtingen
Kenmerkend voor het bovenstroomse beekdal zijn de trofiegradiënten (geleidelijke overgangen in voedselrijkdom) in diverse richtingen. We kunnen ze dwars op de vallei aantreffen, maar ook zelfs in stroomafwaartse richting.
Dwars op de vallei gaan de droge, voedselarme heidevelden en duinen via droge graslanden over in vochtige hooilanden en matig voedselrijke moerassen. Maar ook in stroomafwaartse richting wordt die trofiegradiënt duidelijk. Zo o.m. in de beekbegeleidende bossen. Op enkele kilometers afstand gaan de bossen op de oeverwal over van zeer voedselarme eiken-berkenbossen naar voedselrijkere eiken-beukenbossen. De voedselrijkdom van water en bodem leveren ook meerdere broekbostypen op. Nu eens komen er broekbossen voor gedomineerd door dotterbloem, dan weer door moerasviooltje, zeggensoorten, gele lissen of vrij zeldzame slangenwortels.
Een vrij intacte waterhuishouding
De waterhuishouding in de vallei is nog vrij intact. Het water infiltreert op de hoger gelegen bos- en heidegebieden en komt vak na erg lange tijd als kwel opnieuw aan de oppervlakte. Dit kwelwater kan wel tot meer dan
Jaar in de ondergrond stromen vooraleer het onder hoge druk opnieuw aan de oppervlakte komt in de vallei.
Bij uitzonderlijk veel regenval kan de beek buiten haar oevers treden. Bij een goede waterkwaliteit kunnen de natuurwaarden daardoor toenemen. Bovendien kan het veen tijdelijk veel water vasthouden en geleidelijk weer afgeven. Dit is tegenwoordig van zeer groot belang omdat het helpt om overstromingen in lager gelegen woonkernen te voorkomen.
Een grote variatie aan levensgemeenschappen en soorten
In dit NATURA-2000-gebied werden 25 verschillende habitats aangetroffen, waarvan 8 habitats essentieel en 2 habitats zeer belangrijk zijn voor het natuurbehoud in Vlaanderen. Daarbij behoren o.m. kleine zeggenvegetaties, voedselarme vennen, droge en vochtige heide en heischrale graslanden.
Sinds 1970 werden 219 vogelsoorten waargenomen. Daarbij behoorden 147 broedvogelsoorten, waarvan er intussen weliswaar 16 verdwenen zijn. Niet minder dan 32 broedvogelsoorten staan op de Vlaamse Rode Lijst. Onze mascotte, de watersnip, behoort daarbij. Andere soorten waarvoor het gebied belangrijk is omwille van hun bedreigde status of hun hoge aantallen zijn o.m. porseleinhoen, grauwe klauwier, boomleeuwerik, nachtzwaluw, wespendief, zwarte specht… Bij de amfibieën zijn dat o.m. rugstreeppad, knoflookpad en heikikker.
Ook de aanwezigheid van de gladde slang is vermeldenswaard, evenals het voorkomen van beekprik en gentiaanblauwtje. In de lijst van 15 libellensoorten van de Rode Lijst is o.m. het voorkomen van de hoogveenglanslibel zeer belangrijk. Verder werden 11 sprinkhanensoorten en 29 loopkeversoorten van de Rode Lijst opgetekend.
89 plantensoorten die hier werden aangetroffen, staan op de Vlaamse Rode Lijst. Hierbij behoren o.m. drijvende waterweegbree, ondergedoken moerasscherm, draadzegge, rijstgras, witte veldbies, grote wolfsklauw, stippelvaren, grote bremraap, moeraskartelblad, lavendelheide, bevertjes, gevlekte orchis, brede orchis, rode dophei, eenarig wollegras, dwergviltkruid, grondster, jenever, hartgespan, oeverkruid, moeraswederik, heidekartelblad, gewone vleugeltjesbloem, witte snavelbies, bruine snavelbies, drijvende egelskop, kleinste egelskop, noordelijke waterlelie, klein blaasjeskruid, kleine veenbes, slangenwortel, klein warkruid, kamvaren, bleekgele hennepnetel, moerashertshooi, klokjesgentiaan, beenbreek, grote wolfsklauw, moeraswolfsklauw, klein glidkruid, rode bosbes en vele andere.
Ook de lijsten van mossen, korstmossen en veenmossen is indrukwekkend.
En ten slotte: de erfgoedwaarde
In het beekdallandschap komen heel wat erfgoedelementen voor. Daarbij behoren bouwkundige elementen als watermolens, kapellen of een klooster, maar ook interessante natuurelementen, zoals houtwallen, restanten van oude vloeiweiden of van voormalige turfkuilen.